Natuurlijk plaagbeheer in de permacultuurtuin

dille of venkel wesp

Tekst Alex Schreiner
Foto’s François De Heel, Pixabay

In 2019 mocht ik voor Seizoenen van Velt een jaar lang de ontwikkelingen in mijn permacultuur (privé) tuin bij houden. Het komende jaar zullen we deze artikelen hier op de website plaatsen.

Dit artikel verscheen eerder in Seizoenen nr 4 – 2019 van Velt waar Alex een jaar lang de ontwikkelingen in haar privé tuin bijhield. Download het artikel hier als pdf.

De laatste tijd merk ik dat ik de radio steeds vaker uitzet. Berichten over klimaatverandering en de neergang van insectenpopulaties maken de dag er niet beter op. Voor je tuin heeft de klimaatverandering ook gevolgen: meer regenval in korte periodes, afgewisseld met droogte. En hoewel sommige insecten een slechte naam hebben, vormen ze een essentieel onderdeel van de permacultuurtuin. Gelukkig kun je in je eigen tuin een steentje bijdragen aan het oplossen van deze problemen: goed bodembeheer, vaste planten en water-opvang zorgen ervoor dat je tuin minder last van droogte en extreme neerslag heeft. Door van je tuin een kleine enclave te maken voor vogels en insecten draag je dan weer bij aan meer biodiverstiteit. Het is nog goed voor je tuin ook.

Volwassen ecosysteem

Net als bij planten vind je onder insecten en andere dieren pioniers en soorten die een meer gevestigd systeem nodig hebben. Veel van onze plagen vinden we in de pioniersfase. Het gaat dan om diertjes die goed gedijen bij een verstoord ecosysteem. Ze overleven vaak door zich massaal voort te planten en dankzij het ontbreken van andere soorten. Dat komt doordat ze kunnen overleven in omstandigheden die voor andere soorten ongunstig zijn en ze daardoor niet de competitie met die andere soorten hoeven aan te gaan.
De oplossing voor het probleem van plagen in de tuin? Door een meer volwassen ecosysteem na te bootsen, krijg je meer biodiversiteit en hebben plagen minder kans om een probleem te vormen. Naast de plagen heb je dan immers ook de roofinsecten die ze opeten. Er is in zo’n volwassen ecosysteem ook simpelweg minder ruimte voor de plagen, want ze moeten opeens de strijd aan- gaan met andere soorten wat betreft eten en leefruimte.
In mijn eigen tuin heb ik vooral vaste planten. Ik haal mijn groenten immers van de tuinderij. De focus ligt daarom op vaste, eetbare planten zoals fruit en kruiden, en daarnaast ondersteunende planten voor vogels en insecten. Op de tuinderij zorg ik, naast de eenjarigen, voor voldoende biodiversiteit door de aanleg van twee houtwallen (een baan van lage bomen en struiken), een takkenril en vaste kruiden tussen de fruitbomen. Wil jij in je tuin ook aan natuurlijk plaagbeheer doen? Dan heb ik drie klussen voor je.

Klus 1 maak een takkenril

Een takkenril is gemakkelijk aan te leggen en zorgt voor onderdak en eten voor insecten en vogels. Hij kan bovendien een mooie afscheiding zijn in de tuin. In de takkenril kun je het houtige organische materiaal kwijt dat niet op de compost-hoop kan, omdat het te langzaam verteert. Op de tuinderij hebben we een takkenril langs de lengte van de tuinderij aangelegd. Twee vliegen in een klap: hij is een bron van biodiversiteit en doet dienst als afscheiding van de tuinderij.
De aanleg van een takkenril is simpel: je zet twee rijen van palen parallel aan elkaar op de plek waar de takkenril moet een lange takkenril wilden aanleggen die lang meegaat en weinig onderhoud vergt. Je kunt ook dikke takken gebruiken in plaats van palen, maar die zul je sneller moeten vervangen. Het is wel een goedkope optie waarbij je geen materiaal van buiten je tuin hoeft aan te voeren. De breedte van de takkenril is afhankelijk van de grootte van je tuin, maar het mooiste is twee kattenpootjes breed. Dan ben je zeker dat de takkenril een veilig heenkomen biedt aan vogels. De afstand tussen de palen hangt af van het type hout dat je ertussen zult stoppen.

Klus 2 Houd een bloeikalender bij

Een bloeikalender is een goede hulp bij het insectvriendelijk maken van je tuin. Na twee jaar observatie heb ik een goed zicht op de planten die in de tuin opkomen en wanneer ze bloeien. In de bloeikalender noteer ik welke soorten in welke maanden bloeien. Zo zie ik in een oogopslag waar er nog gaten vallen en dan bepaal ik welke planten ik nog wil toevoegen. Naast de bloei kijk ik naar de functies die de planten nog meer vervullen, zoals eetbaarheid of aantrekkelijkheid voor roofinsecten. Ik ga niet mijn hele bloeikalender overlopen, maar deel graag een paar van mijn favorieten.
Verse theekruiden uit de tuin, wat is er lekkerder dan dat? Tegelijkertijd zijn veel van deze kruiden mooie bodembedekkers, goede bloeiers voor insecten én een streling voor het oog. In mijn tuin heb ik munt, citroenmelisse, dropplant (agastache) en venkel aangeplant. De venkel is als schermbloemige populair bij roof-insecten zoals (sluip)wespen en vervult daarom een belangrijke rol bij natuurlijk plaagbeheer. Naast de groene soort, heb je een bronzen variant die met zijn donkerbruine blad extra sierwaarde heeft.


Smeerwortel bloeit uitbundig met mooie, paarse bloemen. Hij maakt veel blad en is daardoor erg geschikt als mulchplant. Met zijn diepe penwortels komt de plant bij voedingsstoffen waar andere planten niet geraken. Door het blad te mulchen maak je deze voedingsstoffen weer voor andere planten beschikbaar. De plant is gemakkelijk vanuit de wortelstok te vermeerderen. Zorg ervoor dat je de Russische smeerwortel gebruikt; die maakt zelf geen zaad aan en zal dus niet te veel gaan woekeren. Bovendien maakt hij veel blad aan. De inheemse smeerwortel is een kleinere variant die ook mooi bloeit, maar door het kleinere blad minder geschikt is voor mulchen. Bovendien kan hij erg gaan woekeren in de tuin.
Klimop kennen we als groenblijvende klimplant, die bloeit in september en oktober als er weinig andere dingen bloeien. Hij is daarom heel belangrijk voor allerlei insecten. De besjes zijn voor ons giftig, maar in de winter zijn ze een belangrijke bron van voer voor vogels. Het dichte blad vormt een goede schuilplaats voor allerlei dieren. In mijn tuin vormt de plant de
‘schutting’ naar de buren. Er staat een eenvoudig hek-werk, dat langzaam door de klimop overgroeid wordt en zo een mooie groene muur vormt. Om de klimop een beetje in toom te houden, kun je hem naar behoefte scheren. Ben je bang dat de klimop de rest van de tuin in loopt, houd dan langs het hek een maaistrook vrij waar je met je grasmaaier overheen kunt.

Klus 3 Doe niets

Dit klinkt misschien niet als een klus, maar in het geval van een plaag kan het dat voor de moestuinier toch zijn. Als een plaag zich aandient en schade aanricht aan je groenten, is het erg moeilijk om niet meteen in te grijpen. Denk bijvoorbeeld aan bladluizen: ze komen vroeg in het jaar op gang en kunnen zich dan heel snel ontwikkelen. Het liefste grijp je direct in om je groenten te beschermen. Toch is niets doen in dit geval de beste tactiek.

Bladluizen worden gegeten door lieveheersbeestjes, met name de jonge lieveheersbeestjeslarven kunnen grote hoeveelheden wegwerken. Door de luizen te bestrijden, houd je vast aan de pioniersfase. Is er geen eten voor lieveheersbeestjes, dan zullen ze zich niet in je tuin vestigen en worden de luizen een terugkerend probleem. Wat voor lieveheersbeestjes geldt, gaat voor meer rovers op: de populatie van roofdiertjes in je tuin is afhankelijk van het aanbod aan voedsel.

Er is nog een reden om even niets te doen in het geval van een plaag. Planten hebben een eigen afweersysteem tegen plaagdieren. Door te wachten met ingrijpen, geef je hun de kans hun werk te laten doen. Een bonen-plant die door bladluizen wordt aangetast, zal bijvoor-beeld geurstoffen aanmaken die roofinsecten aantrek-ken. De sluipwesp komt erop af en legt haar eitjes in de luis, die vervolgens sterft. Jij bent van de bladluizen verlost en je hebt de volgende generatie rovers alvast klaarstaan. Daar komt nog bij dat planten in de buurt ook reageren: een aangetaste plant zorgt ervoor dat het afweersysteem van de andere planten op gang komt.

Voor de tuiniers die niets doen wel erg moeilijk vinden: deze dingen kun je wél doen tegen bladluizen.

  1. Zorg voor gezonde planten, want zwakke planten zijn gevoeliger voor plagen. De celstructuur van het blad en de stengel is zwakker, waardoor bijvoorbeeld luizen hier gemakkelijker doorheen prikken om het sap uit
    de plant te zuigen. Daarnaast stoten zieke of zwakke planten stoffen af die plagen aantrekken.
  2. Zorg voor vaste planten die vroeg in het jaar last hebben van luizen, zoals de vlier. Op deze manier heb je vroeger in het jaar lieveheersbeestjes in je tuin, zodat je moestuingewassen daar ook eerder van profiteren.
  3. Zorg het hele jaar lang voor voeding en onderdak voor de roofinsecten die je nodig hebt. Volwassen sluipwespen houden van schermbloemigen. Door die aan te planten houd je
    de populatie in je tuin.
  4. Loopt de plaag echt uit de hand? Je kunt luizen met een waterstraal van de planten afspuiten. In de natuur gebeurt dit ook tijdens een stevige regenbui. In een droge periode boots je zo’n regenbui na met een tuinslang.